Sfeerverslag VolkstuinVakbeurs De Groene Passie

(november 2012)

 Natuurvriendelijk en eetbaar tuinieren leeft zelfs in de winter. Wat is dan idealer om in een periode van rust en inkeer, op pad te gaan om de kiemen voor het nieuwe jaar te ver­ga­ren? Dat moesten ook de organisatoren van de Volkstuin­Vak­beurs hebben gedacht bij de planning van het evenement in Apeldoorn. Op vrijdag 23 november 2012 bezochten Vera Ros en Esther van Zuilen, enkele pioniers van Eet­baar Grootstal, de beurs. Ze bezochten de workshop over permacultuur `Proef de Aarde` van Fransje de Waard en Inno Kock. In Apeldoorn aangekomen, bleek de beurs­vloer bezaaid met kraampjes met allerhande zaden, fruit­boompjes, tuingereed­schap en zelfs boeken over tuinieren. Onder die boeken was ook de herdruk van het boek `Tuinen van Overvloed` van Fransje de Waard. Na afloop van de workshop en de signeersessie van Fransje de Waard, konden wij haar enkele vragen stellen.

De workshop

Fransje de Waard bijt voor een overvolle zaal de spits af met een gebed aan Moeder Aarde. Bezinning voor we aan de slag gaan, maar ook besef en dankbaarheid voor wat de aarde ons te bieden heeft, stond in het gebed centraal. Hoewel het dan winter is, betekent dat niet dat er geen werk in voorbereiding is.

 Na een aantal korte vragen aan de zaal – Wie van jullie gaat er naar de supermarkt? Drie vingers in de lucht. Wie van jullie heeft een moestuin? Alle vingers in de lucht. Wie van jullie kan vol­ledig leven van de oogst uit de moestuin? Meer dan de helft van de vingers in de lucht! – gaat het onderwerp langzaam over op permacultuur. Fransje legt dit keer het accent op ‘cultuur’ en minder op ‘perma’.

Voedselsoevereiniteit, bodem en voedselcollectieven

Permacultuur hangt sterk samen met voedselsoevereiniteit en staat voor ‘permanente cultuur’. Een cultuur waarbij een overvloed ontstaat of in stand wordt gehouden door op een juiste ma­nier in te grijpen in de omgeving en daarbij rekening te houden met een aantal simpele (eco­­lo­gische) principes. Permacultuur is dus niet zozeer de aanwezigheid van een kruiden­spi­raal, maar een kruidenspiraal zou onderdeel uit kunnen maken van een permacultuurtuin. Vervolgens barst Fransje los met tal van aandachtspunten die bij het opzetten en inrichten van een perma­cul­tuurtuin belangrijk zijn. Zo laat ze ons nadenken over de behandeling van de bodem:

  • bodem afdekken of met houtsnippers (mulch);
  • wel of geen dierlijke toevoegingen aan de bodem, mest of compost;
  • maak kleibodem luchtiger, breng meer samenhang aan in een zandbodem;
  • plant tussen de hoofdgewassen ook vangplanten (voor het wegvangen van insecten) en volgplanten (voor het opvangen en vasthouden van voedingsstoffen in de bodem).

 Na een rondje gretige vragen neemt Inno Kock het stokje over. Hij geeft ons een kijk op de kringloop van productie en consumeren en het verschil tussen een producent en een consument. De tweede leeft van wat er overblijft. Vanuit dit perspectief bepleit hij de meerwaarde van voedselcollectieven aan de hand van een casus uit Wageningen. Voedselcollectieven hebben minder afschrijvingen en restafval omdat ze een beter afstemming hebben met wat er wordt geproduceerd.

 “Klein beginnen…” en meer antwoorden op onze vragen

Enkele weken voor de beurs had ik Fransje de Waard gevraagd of ik haar kon interviewen en vertelde haar ook over onze plannen voor de buurtmoestuin Grootstal en onze ideeën voor een mogelijke workshop permacultuur in Nijmegen. Tot mijn grote blijdschap stemde ze in. Hoewel al veel vragen in de workshop aan de orde waren gekomen, hadden we nog genoeg te vragen.

Allereerst vroeg ik Fransje naar de herdruk van het boek `Tuinen van Overvloed`. Vera heeft het nieuwe exemplaar (2011) en ik heb de eerste druk (1996). Wat is het verschil tussen beide drukken? “Inhoudelijk niets, alleen zijn wat adressen van organisaties en links naar sites geactualiseerd. Permacultuur is vrij tijdloos.”, aldus Fransje.

Wat zijn de belangrijkste do´s en don´ts bij de opstart van een buurtmoestuin? “Dit geldt voor ieder die deelneemt: begin klein en doe iets wat je aankunt en leuk vindt. Anders krijg je het boemerangeffect, d.w.z. je wordt slaaf van je eigen systeem.”

Als je in de stad een buurtmoestuintuin hebt en er is geen bodemonderzoek gedaan, moet je de locatie dan altijd afdekken (karton)? “Dat hangt ervan af. Als het gaat om een oude binnenstad met in de omgeving veel (voormalige) industriële activiteiten, dan kan je ook veel puntveront­reini­gingen verwachten. Maar het is niet gezegd dat je met een bodemonderzoek al deze veront­rei­ni­gingen in kaart brengt. Bij bodemonderzoek wordt maar op een paar mogelijk verdachte plekken een bodemmonster genomen. Het bemonsterde materiaal wordt selectief op een aantal stoffen geanalyseerd. Daarmee kun je geen volledige garantie afgeven.”

Al pratende concluderen we samen dat op het terrein van Eetbaar Grootstal geen industriële activiteiten zijn geweest en een groot deel van de bodem nog uit oorspronkelijk bodemmateriaal bestaat. Het terrein van Eetbaar Grootstal kan dus beschouwd worden als een onverdachte locatie als het gaat om bodemverontreiniging.

 Stel je plant aflopend 64 wilgentenen (2×32 tegenover elkaar), graaft daar een geul tussen, vult de ruimte tussen de wilgentenen met afwisselend blad- en houtmateriaal en sluit aan het begin een overloop van een afgekoppeld systeem voor hemelwater aan vast. Wat zijn dan de struikelblokken?

“Houdt de onderlaag aerobe (luchtig) om rotting (is anaerobe proces) tegen te gaan als je systeem te nat wordt. Desgewenst kan je het gecomposteerde en gemulchd organisch materiaal tussentijds omslaan. Het systeem is op zich oké, omdat je investeert in de opbouw van organische stoffen op de locatie. Organisch materiaal wordt opgeslagen en ook wordt teruggebracht in de bodem, maar kun je het geen ril of houtwal noemen? Bedenk er nog maar een leuke term voor.”

We bedanken Fransje de Waard hartelijk voor het feit dat ze tijd heeft willen maken voor ons. Hopelijk mogen we haar een keertje uitnodigen om een inspirerende workshop in Nijmegen te geven.

Esther van zuilen